In de tweede helft van de twintigste eeuw veranderde de veearts in een dierenarts. Deze ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van ongeveer 120 interviews met vee- en dierenartsen die in de periode 1950-1985 werkzaam waren. Hieruit blijkt dat verschillende sociaaleconomische, politieke en technologische ontwikkelingen van invloed zijn geweest op de maatschappelijke positie van de dierenarts en op de inhoud van het werk zelf. Zo kreeg de georganiseerde dierziektebestrijding een impuls door de toegenomen focus op de productiegroei in de veehouderij, de diergezondheid in het algemeen én de bescherming van de volksgezondheid. In deze periode kreeg dierenwelzijn steeds meer aandacht en nam de medische zorg voor gezelschapsdieren, recreatie- en sportpaarden een steeds belangrijker plaats in. Ondertussen groeide het aantal veterinaire studenten, onder wie steeds meer vrouwen.
Most view academic inbreeding as detrimental to academic careers. We argue that the effects of inbreeding on individual careers depend on the stage of the lifecycle of local research programs at universities. We propose a new ‘genealogical’ view whereby scientists are considered ‘inbred’ if their PhD was supervised by a professor who holds a PhD from the same university and within the same discipline. We can then measure ‘genealogical academic inbreeding’ by reconstructing the number of generations of inbreds preceding an individual scholar at the time of PhD training. We test the effect of inbreeding on seven academic performance indicators for 473 scientists at Dutch universities during the period 1815–1943. We further investigate the main local research programs across disciplines and universities in The Netherlands using historical sources. Our analysis provides evidence that inbreeding generally enhances academic performance, but only in the early lifecycle stages of a new intellectual movement.
Ontboezemingen van een emeritus hoogleraar over zijn vroegere lidmaatschap van onder andere de communistische partij, waar hij met forse zelfkritiek op terugkijkt, o.a. over het USC.
De theoloog Jannes Reiling was de belangrijkste kerkleider van de Unie van Baptistengemeenten in de twintigste eeuw. Zijn betekenis ligt in de bijdrage die hij leverde aan de emancipatie van dit kleine protestantse kerkgenootschap.